Haar bruine, mooie maar toch weer sluwe ogen keken rustig voor zich uit. Ze wist dat ze in de buurt moest blijven van Mort, want als ze te laat bij de test zou komen zou het niet goed zijn. Dus had ze zijn geur goed onthouden en bleef ze ongeveer in hetzelfde gebied rondhangen als hem. Stalken was het niet, het was gewoon, slim zijn. Deze dag had een ijzige wind haar huid gesneden, de hele dag door was het zo geweest. De koude die als een mes langs haar vacht af ging, maar het voelde niet pijnlijk, ze vond dit hier geweldig. Je had hier tenminste niet steeds de domme opmerkingen van goedzakjes. Ze snoof eens toen een onaangename geur haar neus binnendrong, wat was dat? Een goedzakje die zich hier in haar bijzijn durfde te wagen? Ze snoof nog een keer en hinnikte schel toen een zwarte merrie haar zicht in kwam lopen. ‘Naam.’ Zei Huyana kil terwijl ze keek hoe de merrie langzaamaan bezeten van angst werd. Toen de merrie even niks durfde te zeggen rolde Huyana overdreven met haar ogen en zette ze lichtelijk dreigend een stap naar voren. En dat was al genoeg om het paard te doen huiveren. ‘K.., Ka… Kato…Katora.’ Zei de zwarte merrie, nouja, ‘zei’ ze, het was eerder stotteren. ‘Hmm, Katora, je weet toch wel dat het niet erg verstandig is om hier in je eentje te komen.’ Sprak Huyana waarna de zwarte merrie knikte. ‘Ren dan voor je leven, ga! Of ik kom je halen.’ Zei ze en een gemene grijns sierde haar lippen. Bij nog een stap naar voren van Huyana rende de merrie weg, uit pure angst. Uit genot duwde ze haar oren nog dieper in haar nek, maar van het moment dat een hinnik haar gehoor bereikte werd ze serieus en hief ze haar hoofd. Vervolgens gooide ze haar voorbenen in de lucht, strekte ze haar hals, en rende ze ervandoor, zo hard ze kon. Uitkijkend voor gevaren zoals loszittende steentjes of gladde stenen en obstakels ontwijkend. Ze was al bijna aan de voet van de besneeuwde berg en voelde harde regen op haar vacht neerkomen, nog steviger werden haar oren in haar nek gedrukt zodat er geen water in zou komen en ze keek nog wat beter uit. Haar hoeven droegen haar met gemak over het besneeuwde oppervlak maar haar hersens werkten volle bak om te zorgen dat ze geen misstap deed. Langzaam aan begon ze aan het klimmen, en ze verbaasde zichzelf door het feit dat ze met dit weer zo snel vooruit kwam. Een, grijnsje kwam op haar gezicht te staan, ze was weer wat sneller geworden. Elke keer dat ze daar achter kwam was het weer puur genot, en sierde een gemeen grijnsje haar lippen. Maar al snel verharde haar blik weer. Ze was er bijna, en zou als eerste aankomen, want ze rook nog geen andere geur die voor haar lag. Ze zuchtte eens en bleef in hetzelfde tempo de berg op klimmen, totdat, ze te top had bereikt en een zwart paard te zien was. Ze nam zichzelf terug naar draaf en voordat ze bij Mort was zorgde ze ervoor dat haar ademhaling weer normaal was, dat lukte haar dan ook. Ze verzamelde haar passen en krulde haar nek om langzaam aan tot stilstand te komen voor Mort. Hem genoeg ruimte gevend. Maar toch dichtbij genoeg zodat ze alles perfect kon horen en meteen kon doen wat hij zei. Een respectvol knikje was van haar te zien voordat ze sprak. ‘Mort.’ Zei ze uiteindelijk, met haar charmante, mooie, kille, maar toch elegante stem. Zo bleef ze staan, oren in de nek, borst vooruit, en klaar voor wat er zou gaan komen.