Somber staarde Kicho naar zijn eigen spiegelbeeld, in het water van het meer waar hij nu bij stond. Als hij had kunnen huilen, waren er nu al tienmiljoen tranen over zijn wangen gegaan. Hij miste zijn familie, zijn thuis. Deze plek voelde niet als thuis, niet zonder vrienden om zich heen. Iemand die hij echt alles kon toevertrouwen. Zo'n iemand had hij niet. Het alleen maar even vertellen, dat zou al een opluchting zijn. Maar het punt was dat hij het niet aan een wildvreemd paard wilde vertellen dat hij maar een dag kende of zo. En tja... dan hield het op.
Zijn gedachten dreven af naar ruim een week terug. Toen hij dat beest ontmoette, van een onbekende soort. Nog steeds was hij er niet uitgekomen wat het nou was en hij vroeg het niet aan paarden die hij tegenkwam. Ergens wilde hij het antwoord gewoon niet weten. In ieder geval was de pijn in zijn been compleet verdwenen, ook zijn spierpijn was na een weekje rust wat minder en het bloed op zijn zij was er vanaf gewassen. Kortom; fysiek was er niets mis met hem. Maar mentaal was hij compleet ingestort... ja, hij was een vechter. Hij was een doorzetter. Maar wat moest hij hier doen, in zijn eentje? Had het nog wel nut, zonder een vriend? Het leek wel alsof iedereen hier vrienden kende of had gekend. Behalve hij.
Kicho wilde gewoon gezelschap. Zelfs dat dier was welkom. Hij vormde nu toch geen bedreiging, want hij kon het zo voor zijn hoofd trappen. Als er maar íémand was waarmee hij contact kon maken, al was het alleen maar dreigen of zo. Hij voelde zich gewoon zo eenzaam...
Hij stootte een klaaglijke hinnik uit en liet zijn hoofd slap hangen. Avontuur was leuk, maar niet in je eentje. Doordat hij zo afwezig was, duurde het even voor hij achter zich het geritsel van het gras hoorde. Hij keek om, en een kleine sprankel was in zijn ogen te zien, toen hij het beest herkende. Maar die verdween al gauw, want het verdriet was overweldigend. Hij deed geen moeite meer om het te verbergen, zoals hij vorige week wel had gedaan.