Veerkrachtig zette ze haar hoeven tegen de grond, de oren van de bonte merrie waren naar voren gericht en een gelukzalige glimlach speelde met haar fluweelzachte lippen. Eindelijk had ze de plaats gevonden waar ze de rest van haar leven wilde blijven, waar ze dood wilde gaan en haar eerste veulen wilde krijgen. Een zachte bries ontsnapte uit haar neusgaten, Dakota maakte een overgang naar draf en gooide haar dikke, lange staart een keertje de lucht in. Haar ontiegelijk lange manen vielen krullend langs haar aardig gespierde hals, haar voorpluk was in twee gedeeld, de ene kant hing naar de rechterkant en de andere kant naar de linkerkant, zo bedekte hij allebei haar ogen.
Het bos was groot, vandaar dat dit gebied de naam Growing Trees had gekregen. Alles was hier prachtig en ze moest toegeven dat ze onder de indruk was van de gekleurde bomen, aangezien het nou niet echt hartje zomer was. De herfst naderde alweer en natuurlijk baalde ze als een stekker, want de zomer was voor vele paarden positiever dan de winter en herfst. Je hoorde zo vaak dat paarden depressief raakte door de dikke laag sneeuw waardoor je niet van gebied naar gebied kon trekken, zeer vervelend aangezien ze dat het allerliefste deed. Gebieden werden eenmaal saai na een tijdje, daar wist ze alles van. Drie jaar lang had ze in hetzelfde gebied geleefd, daar was ze geboren en haar ouders hadden haar gezegd dat ze daar ook zou sterven. Mooi niet dus, want Dakota was zonder toestemming toch vertrokken. Ze kon het niet meer, alles was zo gewend geraakt en ze wilde haar eigen leven leidden, nieuwe dingen ontdekken en niet telkens doen wat haar ouders wilde.
[&Indiana]