Langzaam zette de bontte merrie haar passen voort. Het werdt een lange weg voor haar om weer terug te keren naar heer plek. Ze keek om haar heen. Een grote begroeiing met bomen keerdde zich om haar heen. Dit betekende dat ze bij de Growing Trees was aangekomen. Het oppervlakte veranderde naar een zacht bed van bladderen en takken. Die van de loop van de jaarren zich gevoormt hadden tot een pad. Een zachtte bries verliet haar mondt. Ze was moe, uitgeput. Ze kon niet meer. Haar passen werden steets zwaarder en langzamer tot dat ze stoptte bij een grotte holle boom. Dit was een goed plekje om evetjs bij te komen. Ze ging rustig liggen bij de boom, en al snel liet haar gedachten gang los. Haar ogen gingen dicht en ze begon te dromen.
Een hardde knal was er te hoorren in de vallei. Angtig liet ze haar hoeven spelen op het gras. Nog een klap, en de grondt ging trillen. Angstig keek ze naar voorren en er kwam een grote luwine op haar af. Ze keerdde zich om en rendde zo hard haar benen haar kondde dragen. Nog enkele klappen waaren er achter haar hoor baar. Ze keek om en zach dat de luwine haar inhaalde. Haar achterhand werdt gegrepen en..
Opeens schoten haar ogen open en keek om haar heen. Gelukkig het was maar een droom. Ze zuchtte en stont weer op om verder haar weg te vinden. Tot dat ze werdt tegen gehouden door een geluid. Een geluid van een mens. Haar ogen lieten een angstig blik achter toen ze de schim van ver af aan zag komen. En vervolgens wachtte ze af wie er zou verschijnen uit de schim.
-Iemand die haar wilt vangen-