Er droop nog wat water van zijn neus toen hij zijn hoofd oprichtte, zijn oren rechtop en alert draaiend. Chaezesil draaide langzaam zijn hoofd in de richting waar de hoorbare voetstappen hem naderden. Het gebeurde niet iedere dag dat hij gezelschap kreeg. Hij bleef doodstil staan om de bontgekleurde soortgenoot te observeren. In een bries gingen de veren in zijn manen zacht op en neer terwijl zijn blik nu over het andere paard gleed. Het was een merrie; dat maakte deze ontmoeting al helemaal bijzonder. De enige paarden die hij in zijn lange eenzame zwerftocht geconstateerd had waren niet de vriendelijkste hengsten. Daarom was Chaezesil in dit soort situaties liever extra op zijn hoede. Voor hij zich om kon draaien om nog rustig van dit sociale tafereel weg te kunnen lopen begon de merrie al tegen hem te spreken: 'Hoi, mijn naam is Sunset, leidster van een goede kudde, en door wie word ik vergezeld?'
Grote confrontaties waren niets, vooral niet als de ander ook nog eens een grote titel behield. Zwijgzaam als hij was hield hij zich de eerste seconden stil, waarbij hij de merrie naast hem alleen maar bekeek. Ze was nog jong, veel jonger dan hij. Maar ze was leidster van een kudde, dat beloofde heel wat. Kalm bleef Chaezesil Sunset aankijken en glimlachte haar daarna zwakjes toe. 'Niemand,' antwoordde hij zacht. Het was zo; hij was niet echt 'iemand'. Niet sinds Honani's dood. Vanaf dat moment voelde hij zich leeg van binnen, incompleet. 'Maar je mag me ook Chaezesil noemen,' voegde hij er vervolgens met een flauw glimlachje aan toe.