Samen met Awayz ging Ailéro weer op pad. Het weer was lekker en het werd tijd om weer vers water op te gaan slaan. Het water uit de Frozen River was het zuiverste water dat hij in de buurt had gezien, dus besloot hij het daar te gaan halen. Hij had voor warme kleding gezorgt. En een extra deken voor als Awayz het misschien koud zou gaan krijgen. De roedel van Awayz woonde voorlopig in zijn kamp, aangezien negen van de tien nog gewond of zwak waren. Ze werden goed verzorgt en met de behandelingen die ze kregen zou het snel weer de goede richting met ze opgaan. Zijn eigen wonden waren inmiddels ook al weer dicht maar de pijn was er nog lange niet uit. Hij keek naar Awayz en de drie andere wolven die hij voor een soort slee had gespannen. Een betere manier was er niet en deze wolven vonden het nog leuk ook. Toen ze eenmaal op de sneeuw stonden ging hij ging op de slee zitten en liet de rest aan hen over. Soms dacht hij wel eens dat Awayz elk woord van hem begreep. Misschien was dit ook wel zo. Als een pijl die afgevuurt werd uit een boog schoot hij over de sneeuw heen. Het voelde als vliegen. Een zacht geruis van de wind sneed langs zijn oren terwijl de wolven indruk op elkaar wilde maken door zo snel mogelijk te gaan. Dit was nog eens genieten in zijn ogen. Even kwamen de gedachten van toen hij nog een klein jochie was naar boven. De sneeuwbalgevechten met zijn vrienden, of het vermommen als sneeuwman waarna je doodvroor van de kou. Dat waren slechts enkele van de vele dingen die hij toen deed met de sneeuw. Hij dacht er steeds meer aan en stiekem wilde hij die tijd ook weer terug. Maar wie van zijn leeftijd was nou nog zo kind vanbinnen als hij dat het hen niet uitmaakte om weer eens die lol te hebben? Hij gedroeg zich tegenover andere als de jongen die zijn vader wilde op deze leeftijd. Een jongen met de wijsheid om een kamp te leiden, de juiste beslissingen te maken en met het verantwoordelijkheids gevoel om voor zijn stam te zorgen al zou hij er zelf onder leiden. Een zucht ontsnapte uit zijn keel. Soms wilde hij de tijd gewoon terugdraaien, dat zijn ouders er nog waren, dat hij een zorgenloos leven had. Hij werd uit gedachten geslingerd toen de wolven ineens een piep maakte waarna ze een scherpe bocht naar links maakte. Hij kon zich nog net optijd vastgrijpen. Hij keek op om te zien wat er was. Hij zag een meisje staan met haar been in het ijswater. Zo te zien zat ze vast. Hij gaf zijn wolven het teken om te stoppen en ging met zijn bijl eropaf. Hij wierp haar snel een vriendelijke blik maar als dat been lang onder water bleef zou het nog kunnen bevriezen. Hij hakte het ijs beheerst doormidden, een soort kleine cirkel om haar been heen. Hij was bang haar been te raken. 'Kom maar, ik heb dekens bij' Zei hij terwijl hij richting de slee liep langs haar zodat als haar been misschien pijn deed ze op hem kon steunen.